Uw behandelend arts heeft voorgesteld om bij u de baarmoeder te verwijderen in verband met een goedaardige afwijking. De medische naam voor het verwijderen van de baarmoeder is uterusextirpatie of hysterectomie. Hier vind u informatie over de baarmoeder, de oorzaken van de klachten en de operatie.
De baarmoeder, eileiders en eierstokken
Een normale baarmoeder (uterus) heeft de vorm en grootte van een peer. De wand van de baarmoeder bestaat uit spierweefsel; de binnenzijde is bekleed met slijmvlies. Het onderste deel mondt uit in de schede en wordt de baarmoedermond of baarmoederhals (portio of cervix) genoemd. Aan de brede bovenkant monden twee eileiders (tubae) in de baarmoeder uit. Deze dunne, soepele buisjes, die zo’n 8-10 cm lang zijn, beginnen bij de baarmoeder en eindigen bij de eierstokken. Normale eierstokken (ovaria) zijn ongeveer 3 cm groot. Baarmoeder, eileiders en eierstokken liggen niet los in de buik, maar zitten met bindweefselbanden vast onder in het bekken.
Wat is de functie van baarmoeder, eierstokken en eileiders
Elke maand rijpt er een eicel in de eierstokken. Daarnaast maken de eierstokken hormonen (oestrogenen en progesteron) die zorgen voor de maandelijkse menstruaties. De hormonen zorgen onder andere voor:
- maandelijks voorbereiden van het slijmvlies op een zwangerschap;
- zin hebben in vrijen;
- soepel en stevig houden van de vagina (schede).
De eileiders hebben een transportfunctie. Zaadcellen komen via de vagina en de baarmoeder door de eileiders naar de eierstok. Als een eisprong heeft plaatsgevonden kunnen ze een eicel bevruchten. Een niet bevruchte eicel lost vanzelf op. Een bevruchte eicel wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd. Hormonen die door de eierstokken gemaakt worden, bouwen elke maand het baarmoederslijmvlies op. Nestelt zich geen bevruchte eicel in de baarmoeder, dan stoot de baarmoeder het slijmvlies met bloedverlies af, dit is de menstruatie. De baarmoeder heeft zo een functie om te menstrueren en om zwangerschappen te dragen. Daarnaast kan de baarmoeder bijdragen aan erotische gevoelens bij opwinding en het krijgen van een orgasme. Overigens blijkt dat de erotische gevoelens hetzelfde blijven na een baarmoederverwijdering.
Waarom wordt de baarmoeder verwijderd?
Er bestaan verschillende redenen voor een baarmoederverwijdering: we bespreken menstruatieklachten, vleesbomen, endometriose, adenomyose, pijn in de onderbuik, en verzakkingen.
Menstruatieklachten
Hevige, langdurige en onregelmatige menstruaties en/of bloedverlies tussen de menstruaties door zijn soms redenen om de baarmoeder te verwijderen. Veel voorkomende oorzaken van deze klachten zijn vleesbomen (myomen). Het is ook mogelijk dat het slijmvlies van de baarmoeder afwijkingen vertoont (baarmoederslijmvlieskanker of poliepen). Er zijn ook andere oorzaken voor afwijkend bloedverlies, zoals een onregelmatige productie van hormonen. Het bloedverlies komt dan sneller na elkaar, of er is juist een langere tijd tussen. Ook zijn menstruaties soms heviger of langduriger. Eventueel kunnen deze klachten op een andere manier behandeld worden. Als deze behandelingen onvoldoende resultaat hebben, of als u een definitieve oplossing wilt, kan een baarmoeder verwijdering het beste blijken te zijn.
Vleesbomen (myomen)
Myomen zijn goedaardige verdikkingen (spierknobbels) die ontstaan in de wand van de baarmoeder. Ze kunnen sterk wisselen in aantal en grootte. Meestal geven ze geen klachten, maar soms is er overmatig bloedverlies en buikpijn, met name tijdens de menstruatie. Een hoogst enkele keer is de vruchtbaarheid verminderd. Behandeling is alleen nodig als de klachten niet op een andere manier te behandelen zijn. Welke behandeling het beste is, hangt af van uw leeftijd, het aantal, de grootte en de plaats van de vleesbomen. Soms is het mogelijk alleen de myomen weg te halen en de baarmoeder te behouden. Dit kan vooral een oplossing zijn voor jonge vrouwen die wellicht nog graag zwanger willen worden. U kunt het beste de mogelijkheden met uw gynaecoloog bespreken.
Endometriose
Aan de binnenkant van de baarmoeder zit een laagje slijmvlies. Soms komen stukjes van dit slijmvlies buiten de baarmoeder terecht. Dit noemt men endometriose. De meeste vrouwen merken hier niets van, maar sommige vrouwen krijgen door endometriose pijn tijdens de menstruatie. Andere vrouwen hebben steeds buikpijn, ook als ze niet menstrueren. En een aantal vrouwen met endometriose wordt moeilijk zwanger. Meestal zal eerst geprobeerd worden de klachten met medicijnen te behandelen. Het zal bij endometriose zelden nodig zijn de baarmoeder te verwijderen.
Adenomyose
Adenomyose is een goedaardige aandoening, waarbij het slijmvlies van de binnenkant van de baarmoeder als het ware in de spierwand van de baarmoeder aanwezig is. Daardoor is de baarmoeder vaak wat vergroot en gevoelig. De aandoening komt het meest voor boven de veertig jaar. Adenomyose kan overmatig bloedverlies en pijn bij de menstruatie veroorzaken. De diagnose is moeilijk te stellen. De baarmoeder is soms vergroot en pijnlijk bij het drukken erop. Adenomyose wordt in eerste instantie met hormonen behandeld. Als deze therapie niet in aanmerking komt of werkt, kan overwogen worden de baarmoeder te verwijderen.
Pijn in de buik
Hierbij kan het gaan om pijn in de onderbuik die min of meer constant aanwezig is, pijn die vooral rond de menstruatie optreedt en pijn tijdens de gemeenschap. Deze problemen kunnen afzonderlijk, maar ook in combinatie voorkomen. Een afwijking van de baarmoeder is vaak geen goede verklaring voor dit soort pijn. Dikwijls is er een andere reden en soms blijkt de buikpijn samen te hangen met spanningen. Deze spanningen kunnen ontstaan door problemen met de omgeving, in de relatie of op het werk, maar ze kunnen ook het gevolg zijn van negatieve seksuele ervaringen. Soms blijkt seksueel misbruik of mishandeling in de jeugd de oorzaak van dergelijke spanningen. De buik is gevoelig voor emoties en ook bij onbewuste spanningen kan buikpijn optreden. Als in deze gevallen de baarmoeder wordt verwijderd, blijkt dat de pijnklachten direct na de operatie meestal verminderen, maar vaak keren ze binnen een paar maanden weer terug. Dit is begrijpelijk omdat aan de achterliggende problemen niets is veranderd. Het is dus lang niet altijd zo dat door het verwijderen van de baarmoeder de buikpijn zal verdwijnen. Bij alle vormen van pijn in de onderbuik beoordeelt u daarom samen met uw gynaecoloog, na een zorgvuldige afweging, of een baarmoederverwijdering wel de beste oplossing is.
Verzakkingen
De blaas, de baarmoeder en de endeldarm zitten met bindweefselbanden flexibel vast in het bekken. Ook rusten deze organen op de spieren van de bekkenbodem. Als de banden en spieren verslappen, kunnen deze organen in meer of mindere mate via de vagina druk geven (balgevoel) of naar buiten komen. Dit noemt men een verzakking. Het kan gaan om een orgaan, bijvoorbeeld de blaas, endeldarm of baarmoeder, maar het is ook mogelijk dat meerdere organen tegelijkertijd verzakt zijn. De meest voorkomende klachten bij een verzakking zijn een zeurend gevoel in de onderbuik en rug, een drukkend gevoel in de vagina en het gevoel dat er iets naar buiten komt. Afhankelijk van de soort verzakking kunnen er blaasklachten zijn (frequente aandrang of juist moeite met plassen en/of ongewild urineverlies) of problemen met de ontlasting. Een baarmoederverzakking geeft vaak moeite met zitten, fietsen en/of vrijen. Een verzakking hoeft alleen behandeld te worden als er klachten zijn. Als behandeling van verzakkingsklachten komen fysiotherapie (bekkenbodem-oefeningen), het dragen van een steunende ring of kubus, of een operatie in aanmerking. Als de baarmoeder naar buiten zakt, is het meestal noodzakelijk deze te verwijderen.
Welke operatiemethoden zijn er voor een baarmoederverwijdering?
Een baarmoeder kan op verschillende manieren worden verwijderd:
- via de schede (vaginaal);
- via de buikwand door middel van een snede (abdominaal);
- via de buikwand en vagina d.m.v. een kijkbuisoperatie (laparoscopie).
Bij de baarmoederverwijdering via de schede is er een kleine kans dat de gynaecoloog tijdens de ingreep alsnog moet overgaan op een buikoperatie. Als de baarmoeder wordt verwijderd worden meestal ook de baarmoederhals en baarmoedermond weggehaald. De gynaecoloog zal met u bespreken of ook de eileiders en/of de eierstokken verwijderd moeten worden. Bij voorkeur blijven de eierstokken aanwezig.
Verwijdering via de schede (vaginale uterusextirpatie)
Vaak kan de baarmoeder via de schede verwijderd worden (vaginaal). De baarmoeder moet niet al te groot zijn en de neiging hebben naar beneden te zakken. Bij deze operatie moet de baarmoedermond mee verwijderd worden. Bij een verzakking van de blaas en/of endeldarm kan deze manier van opereren worden gecombineerd met een operatie aan de voor- of achterwand van de schede (zie
bekkenbodem- en incontinentie operaties). Het voordeel van deze manier van opereren is dat u alleen een (onzichtbaar) litteken boven in de schede krijgt en dus geen buiklitteken. Meestal herstelt u sneller dan na een open buikoperatie.
Verwijdering via de buikwand (abdominale uterusextirpatie)
Als verwijdering via de vagina niet mogelijk is of als u wilt dat de baarmoedermond behouden blijft, vindt de operatie plaats via een kijkoperatie of via de buikwand. De snede wordt iets boven het schaambeen gemaakt, meestal horizontaal, en is ongeveer 10-15cm lang (bikinisnede). Bij een grote baarmoeder of bij baarmoederkanker is het soms nodig om meer ruimte te scheppen door een verticale snede van de navel omlaag naar het schaambeen te maken.
Verwijdering van de baarmoeder per laparoscoop (kijkbuisoperatie)
Als de baarmoeder niet te groot is, en te weinig verzakt is om via de schede verwijderd te kunnen worden, kan een ingreep worden toegepast die ‘totale laparoscopische baarmoederverwijdering’ wordt genoemd. Bij deze techniek worden meestal drie of vier kleine openingen in de buikwand gemaakt. Door één van de openingen wordt een kijkbuis (laparoscoop) ingebracht en door de andere twee of drie openingen worden instrumenten ingebracht waarmee de baarmoeder wordt losgemaakt. Via de vagina wordt hierbij een instrument ingebracht om de baarmoeder te kunnen bewegen (manipuleren). Aan het einde van de operatie wordt de baarmoeder via de schede verwijderd of (in kleine gedeelten) na verkleining (morcellatie) door de kijkbuis weggehaald.
Kunt u zelf kiezen?
Bij goedaardige aandoeningen hoeft de baarmoeder niet meteen verwijderd te worden. Neem dus de tijd om na te denken en de voor- en nadelen goed te overwegen. Bespreek met de gynaecoloog de mogelijkheden van eventuele alternatieve behandelingen. Kiest u voor een baarmoederverwijdering, bespreek dan welke operatiemethode voor u het beste lijkt.
Vooral bij vrouwen die niet of nauwelijks zelf over de operatie hebben kunnen beslissen, kunnen emotionele klachten voorkomen. Bedenk daarom dat u degene bent die beslist over al dan niet opereren, zeker wanneer het een goedaardige afwijking betreft.
Welke methode?
Afhankelijk van de grootte van de baarmoeder, de mate van verzakking van de baarmoeder in de schede en de reden van de baarmoederverwijdering zal de gynaecoloog u de operatie voorstellen waarbij de minste risico’s zullen bestaan en de operatie en uw herstel optimaal zullen verlopen. Een operatie via de schede is in principe de eerste keus. Als dat niet mogelijk is wordt gekozen voor een kijkbuisoperatie, of voor een techniek met een horizontale snede in de buik en als laatste voor een techniek met een verticale snede. Bij de keuze van de methode is het van belang of ook de baarmoederhals en/of de eierstokken verwijderd moeten worden.
Wel of niet verwijderen van de baarmoederhals
Bij een baarmoederverwijdering wordt de baarmoederhals in principe ook altijd verwijderd. Alleen bij een operatie via de buik of bij een kijkoperatie is het mogelijk de baarmoederhals te laten zitten. Er zijn kleine voor- en nadelen verbonden aan het wel of niet verwijderen van de baarmoederhals.
- Voordelen van het verwijderen van de baarmoederhals: er kan geen baarmoederhalskanker meer ontstaan en u hoeft dus geen uitstrijkjes meer te laten maken.
- Nadelen van het verwijderen van de baarmoederhals: er is een zeer kleine kans op beschadiging van de ureter (de urineleider van de nier die naar de blaas loopt, vlak naast de baarmoederhals).
- Mogelijk voordeel van het laten zitten van de baarmoederhals: de operatie kan misschien iets korter duren.
- Mogelijk nadeel van het laten zitten van de baarmoederhals: er bestaat een kans van ongeveer tien procent dat, op het moment waarop de menstruatie zou plaatsvinden, (licht) bloedverlies blijft optreden, omdat er nog baarmoederslijmvlies in de baarmoederhals is achtergebleven.
Voor het vrijen en het plassen lijkt er geen verschil te bestaan of de baarmoederhals nu wel of niet verwijderd wordt. Wetenschappelijk onderzoek heeft hierin geen verschil aangetoond. Soms blijkt tijdens de operatie dat het verstandiger is de baarmoedermond alsnog te laten zitten. Dit kan bijvoorbeeld als er een vleesboom in de weg zit of als er verklevingen zijn in de onderkant van de buikholte.
Wel of niet verwijderen van de eierstokken
Baarmoeder en eierstokken liggen dicht bij elkaar, maar het zijn heel verschillende organen met verschillende functies. Er is geen reden om bij verwijdering van de baarmoeder als routine de eierstokken ‘mee te nemen’, zeker niet wanneer u nog niet in de overgang bent. Het verwijderen van de eierstokken betekent immers dat u direct in de overgang komt. Ook na de overgang maken de eierstokken nog kleine hoeveelheden hormonen, die onder andere bijdragen aan het zin hebben in vrijen, en mogelijk een rol spelen bij het voorkomen van hart- en vaatziekten en dementie. Soms bestaan er echter afwijkingen aan een of beide eierstokken die het noodzakelijk maken ze bij de baarmoederoperatie te verwijderen. Bij één afwijkende eierstok zal alleen deze eierstok weggehaald worden. Het verwijderen van één eierstok heeft geen gevolgen. De overgebleven eierstok maakt voldoende hormonen, zodat u niet voortijdig in de overgang komt. Als beide eierstokken afwijkingen vertonen, wordt geprobeerd minstens een deel van een eierstok te behouden om een voortijdige overgang te voorkomen. Er moet dus een goede reden voor zijn om beide eierstokken te verwijderen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat in uw familie kanker van de eierstokken en/of borstkanker meer dan gemiddeld voorkomt of dat een genetisch dragerschap met risico op eierstok- en borstkanker bekend is. Bespreek dit voor de operatie met uw gynaecoloog. Overigens worden de eileiders bij voorkeur wel verwijderd, omdat er aanwijzingen zijn dat dit voor preventie van eierstokkanker van belang is en er voor de eileiders na verwijdering van de baarmoeder geen functie meer is. De eierstokken kunnen zowel via de schede als via de buikwand worden verwijderd, maar als de baarmoederverwijdering via de schede plaatsvindt, is het lastiger om zo ook de eierstokken weg te halen.
Gevolgen van een baarmoederverwijdering
Geen menstruatie, geen zwangerschap
Na een baarmoederverwijdering menstrueert u niet meer en kunt u niet meer zwanger worden. Als de baarmoederhals aanwezig blijft, ie er een kleine kans dat u elke maand nog een klein beetje bloed verlies heeft, bespreek dit voor de operatie als u dit bezwaarlijk vindt.
Overgangsklachten
Theoretisch komt een vrouw niet eerder in de overgang door een baarmoederverwijdering. Toch hebben sommige vrouwen na de operatie overgangsklachten zoals opvliegers. Dit komt doordat de bloedvoorziening naar de eierstokken als gevolg van de operatie verandert en de bloedvaten zich moeten aanpassen aan de nieuwe situatie. Opvliegers verdwijnen over het algemeen dan ook weer na verloop van tijd.
Verzakkingsklachten
De indicatie voor de verwijdering van de baarmoeder kan verzakking (prolaps) zijn. In de keuze van de methode van opereren zal de gynaecoloog met u de voor- en nadelen bespreken, waarbij behouden van de baarmoeder eerste keus is, juist om herhaalde verzakking (
recidief) van de vaginatop in de toekomst te voorkomen. Toch is behoud van de baarmoeder niet altijd eerste keus. Er zijn vaak meerdere opties, uw gynaecoloog helpt u daarbij. Neem ook de tijd om goed te begrijpen welke keuze voor u het beste kan zijn.
Veranderde beleving van de seksualiteit
Of en op welke wijze de beleving van de seksualiteit na een baarmoederverwijdering verandert, verschilt van vrouw tot vrouw. Bij bijna iedereen verandert er wel iets. Er kunnen positieve effecten zijn: vermindering van pijn bij het vrijen, of niet meer veelvuldig vloeien. Soms zijn er ook veranderingen in negatieve zin, zoals minder zin hebben in vrijen, verminderde gevoeligheid van (de omgeving van) de vagina, en/of veranderingen in het orgasme (klaarkomen).
Bij sommigen vrouwen verandert het orgasme niet, andere vrouwen merken een duidelijke verandering: het duurt langer voor het zover is, het orgasme is korter en minder intens, of het komt helemaal niet. Er zijn ook vrouwen die de samentrekkingen van de baarmoeder missen bij het klaarkomen, maar gaandeweg wennen ze daaraan. Er bestaat überhaupt verschil of het orgasme clitoraal, vaginaal of allebei aanwezig is, door de operatie kan dit veranderen. Vrouwen die voorheen al problemen hadden met vrijen, kunnen er na de operatie meer moeite mee hebben, maar voor de meeste vrouwen betekent de baarmoederverwijdering een verbetering, zeker als ze voorheen frequent bloedverlies of pijn tijdens het vrijen hadden.
Emotionele aspecten
Het kan zijn dat u zich na een baarmoederverwijdering minder vrouw voelt, omdat u geen kinderen meer kunt krijgen en niet meer menstrueert. Het is belangrijk deze gevoelens serieus te nemen. Een baarmoederverwijdering brengt soms een rouwproces met zich mee. Traumatische ervaringen zoals incest of mishandeling of ongewenste kinderloosheid kunnen weer in herinnering komen. Speelt iets dergelijks bij u, bespreek dit dan al voor de operatie met uw huisarts of gynaecoloog.
Mogelijke kans op complicaties
Een operatie gaat gepaard met bloedverlies. Soms is een bloedtransfusie nodig. Daarnaast kunnen bij elke operatie, hoe klein ook, complicaties of neveneffecten optreden. De meeste operaties verlopen zonder complicaties.
- De algehele of plaatselijke verdoving (anesthesie) brengt risico’s met zich mee, maar als u verder gezond bent, zijn deze heel klein.
- Bij de operatie wordt doorgaans een katheter in de blaas gebracht die op de avond na de operatie of de volgende ochtend wordt verwijderd. Soms is langer verblijf van de katheter in de blaas nodig. Er kan een blaasontsteking ontstaan. Deze infectie is lastig en kan pijnlijk zijn maar is goed te behandelen.
- Er kan in de buikwand of in de top van de schede een nabloeding optreden. Een bloeduitstorting kan het lichaam meestal zelf verwerken, maar dit vraagt een langere periode van herstel. Bij een zeldzame ernstige nabloeding is soms een tweede operatie nodig.
- Tijdens het opereren kunnen complicaties optreden. De urinewegen of darmen kunnen beschadigd worden. Dit is goed te behandelen, maar het vraagt extra zorg en het herstel zal langer duren. Dit type complicatie is zeldzaam.
- Bij elke operatie is er een risico op het ontstaan van een infectie of trombose, ook deze risico’s zijn zeer klein.
- Bij elke operatie in de buik bestaat kans op het ontstaan van verklevingen. Anders dan men meestal denkt, veroorzaken verklevingen maar zelden klachten.
- Sommige vrouwen hebben na de operatie last van duizeligheid, slapeloosheid, moeheid, concentratiestoornissen, buik- en/of rugpijn.
Deze klachten zijn niet ernstig, maar kunnen wel vervelend zijn. Als het verloop van het herstel na de operatie anders is of langer duurt dan verwacht, is het verstandig dit met uw gynaecoloog of huisarts te bespreken.
De opname en het verblijf in het ziekenhuis
Voorbereiding op de operatie
Voorafgaand aan de operatie brengt u een bezoek aan de POS-poli (Pre operatieve screening). Bij deze afspraak krijgt u informatie over de wijze van pijnstilling en eventuele narcose. In
Anesthesie staat uitgebreid beschreven wat deze afspraak inhoudt. Om zo goed en vlot mogelijk te herstellen is een goede conditie en het vermijden van schadelijke invloed van belang. Dit kunt u doen door bijvoorbeeld elke dag een stevige wandeling van een half uur of langer te maken. Ook overgewicht is nadelig, als u nog een ruimere wachtperiode voor de operatie heeft, dan is afvallen en aandacht voor gezonde voeding raadzaam. Een diëtiste kan u daarbij advies geven. Indien u rookt is stoppen van groot belang. Vraag uw gynaecoloog en anesthesioloog naar adviezen. Voor de operatie moet u nuchter zijn. Meestal betekent dit niet meer eten en drinken vanaf middernacht. In
Anesthesie vindt u de informatie over het nuchter zijn. Het is van belang dat u deze richtlijn opvolgt.
De opname en het verblijf in het ziekenhuis
De dag van de operatie wordt u verwacht op de afdeling gynaecologie. Hier worden nog enkele gegevens met u doorgenomen en zo nodig wordt uw bloeddruk gemeten. Vlak voor de operatie krijgt u een medicijn waar u slaperig van wordt. In operatiekleding wordt u naar de operatieafdeling gereden.
De operatie
Voor de operatie begint worden alle gegevens en de indicatie voor de operatie met u doorgenomen en krijgt u de verdoving, zoals met de anesthesioloog is afgesproken. De duur van de operatie is afhankelijk van de operatiemethode die bij u toegepast wordt. U wordt wakker in de uitslaapkamer. U heeft dan een infuus, waardoor u vocht en medicatie krijgt toegediend en een katheter (slangetje) in de blaas. Wanneer u een ruggenprik heeft gehad krijgt u ook een dun slangetje in uw rug waardoor u de eerste dag nog pijnmedicatie krijgt toegediend. Soms is er een gaastampon in de schede gebracht om bloed op te vangen en tegendruk te geven. Als u goed wakker bent, gaat u weer terug naar de afdeling. De zorg is in het begin intensief. Bloeddruk, polsslag, wond en vloeien worden regelmatig gecontroleerd. Tegen de pijn krijgt u paracetamol en andere vormen van pijnstilling. Belangrijk is dat u het vroegtijdig aangeeft wanneer u pijn blijft houden of wanneer u misselijk wordt of bent, u krijgt daar dan extra medicatie voor.
Wat kunt u verwachten na de operatie
Buikpijn de eerste dagen na de operatie is heel gewoon. Er is immers een verse operatiewond, ook als u via de vagina bent geopereerd. Door de verdoving zijn uw darmen minder actief geweest. Na de operatie komen ze weer beter op gang. Na de operatie mag u weer eten en drinken. Wenselijk is het wel om het rustig aan te doen. Winden laten is een positief teken: de darmen gaan weer werken. Om te voorkomen dat u door de vele bedrust een trombosebeen krijgt, krijgt u de eerste dagen na de operatie een injectie. De dag van de operatie (0e dag) blijft u in bed. Afhankelijk van het tijdstip op de wordt de blaas katheter en de gaastampon er in het begin van de avond of de volgende ochtend er uitgehaald. De eerste dag na de operatie wordt het eventuele slangetje in uw rug en het infuus verwijderd. Dit is na controle van uw bloedgehalte. U mag dan uit bed en eventueel al gaan douchen. Langzamerhand wordt de pijn minder. Als u moet hoesten, lachen of niezen kunt u de buik het beste met uw handen ondersteunen; dat voorkomt pijn. De eerste tijd na de operatie kan er bloederige afscheiding zijn. Dagelijks ziet u een gynaecoloog. Heeft u vragen, aarzel dan niet deze te stellen. Vaak kunt u de eerste dag na de operatie naar huis. Soms wordt er geadviseerd om een extra nacht te verblijven ter observatie.
Herstel na de operatie/ weer thuis
De duur van het uiteindelijke herstel is bij elke vrouw verschillend. De aard van de ingreep heeft hier een sterke invloed op. De duur van herstel kan variëren van twee tot zijn zes weken. Soms duurt het langer voordat u zich weer de oude voelt. Hier vindt u enkele aanwijzingen voor de eerste weken thuis. De aangegeven tijdstippen gelden als richtlijn. Wees dus niet ongerust wanneer uw herstel meer tijd vraagt, maar luister naar uw eigen lichaam.
- Moeheid: In het ziekenhuis heeft u misschien het gevoel dat u tot heel wat in staat bent, maar eenmaal thuis valt dat vaak tegen. U bent sneller moe en kunt minder aan dan u dacht. Neem dan de tijd en ga zo nodig extra rusten. Uw lichaam geeft aan wat u wel en niet aankunt en het is belangrijk dat u daarnaar luistert. Op geleide van uw conditie kunt u de activiteiten zonder bezwaar uitbreiden. Meestal kunt u na 2-3 weken weer meerdere activiteiten zoals vóór de ingreep doen zonder bezwaar. Het is zeker niet zo dat u 5-6 weken niks mag doen, dat is juist nadelig voor uw conditie en herstel.
- Bloedverlies: De eerste tijd verliest u nog wel wat bloederige afscheiding, doordat er in de top van de vagina een wond zit. Soms heeft u bruine afscheiding, dat is oud bloed. Het bloedverlies en de afscheiding worden steeds minder. Vanaf de tweede week na de operatie lossen de hechtingen in de top van de vagina op. U kunt dan even wat helderrood bloedverlies hebben. Ook wanneer u zich meer gaat bewegen kunt u wat bloed verliezen. Bruine afscheiding is normaal tot zes weken na de operatie.
- Problemen bij het plassen: Na een baarmoederverwijdering kunnen soms plasproblemen ontstaan, zoals moeite hebben met het ophouden van de urine. Dit komt doordat de blaas tijdens de operatie geprikkeld raakt. Deze plasklachten gaan bijna altijd vanzelf over. Neem de tijd om volledig uit te plassen. Als u hier klachten bij ervaart kunt u contact met ons opnemen.
- Huishoudelijk werk: De eerste twee weken na de operatie wordt u aangeraden alleen licht huishoudelijk werk te verrichten. Tillen, bukken of strekken wordt afgeraden. Dat betekent dat u werkzaamheden als ramen zemen, bedden opmaken en stofzuigen beter niet kunt doen. Hierna mag u de activiteiten wel uitbreiden, op geleide van uw conditie. Een strikte richtlijn is niet nodig, let op uw conditie en hoe u zich voelt bij hervatting van de activiteiten. Neem voldoende rust en probeer op geleide van uw herstel in het u bekende gezonde patroon terug te komen. Ook hier geldt: luister naar uw lichaam.
- Buitenshuis werken: De termijn van werkhervatting is afhankelijk van uw werk en uw herstel. Ook hiervoor is geen strikte richtlijn. Soms is het verstandig om aangepast te werken of verder aan te sterken.
- Uw controle afspraak na vijf weken is bedoeld voor evaluatie van de operatie, vaak kunt en mag u al eerder aan de slag. Als u zich vijf weken na de operatie nog niet fit voelt, overleg dan met uw gynaecoloog, huisarts en/of bedrijfsarts.
- Seksualiteit: U krijgt meestal het advies om de eerste zes weken na de operatie geen gemeenschap (samenleving) te hebben of tampons te gebruiken, om het litteken in de top van de schede goed te laten genezen. Als de baarmoederhals is blijven zitten, dan zou deze periode korter kunnen zijn.
- Er is niets op tegen om al eerder seksueel opgewonden te raken of te masturberen. De eerste tijd na de operatie hebben de meeste vrouwen vaak minder zin in vrijen. Vaak is het de eerste keer wat onwennig voor u beiden. U hoeft niet bang te zijn dat de wond opengaat: die is na zes weken zeker genezen. Wel kan de buik in het begin gevoelig zijn.
- Concentratie: De eerste weken is het mogelijk dat u zich niet zo goed kan concentreren, bijv. tijdens het lezen van een boek.
- Douchen: mag gerust, ook met een buik litteken. Bespreek met uw gynaecoloog of u een bad mag nemen. Over het algemeen is het aan te raden te wachten met in bad gaan en zwemmen tot de afscheiding normaal is.
- Sport: Op geleide van uw conditie en de reactie van uw lichaam bij uitbreiding van de activiteiten mag u het sporten weer opbouwen en werken aan uw conditie. Voor buikspieroefeningen geldt hetzelfde. Het is verstandig om uw pijngrens te respecteren.
- Autorijden: U kunt weer autorijden op het moment dat u zich lichamelijk en geestelijk weer goed voelt. U mag geen pijn meer hebben of nog duizelig zijn of medicijnen gebruiken die de rijvaardigheid beïnvloeden. De een zal na een operatie sneller herstellen dan de ander. Van belang is dat u weer goed geconcentreerd en alert uw auto moet kunnen besturen. Bij twijfel is het beter om u nog te laten rijden. Autorijden mag na circa 2-3 weken.
- Pijnmedicatie: Wanneer u pijn heeft mag u 1000 mg paracetamol innemen, maximaal 4x daags. Naar eigen behoefte kunt u dit afbouwen.
- Wond: Het is normaal wanneer u bij een litteken op de buik nog wat harde plekken voelt, of wanneer gedeelten van de huid om de wond gevoelloos zijn of juist overgevoelig zijn. Door de operatie zijn de huidzenuwen geraakt of uitlopers doorgesneden. Het normale gevoel komt meestal in de loop van de tijd terug. Het litteken zal in de loop van de tijd ook normale kleur krijgen en versoepelen.
- Lichamelijke klachten: Indien u lichamelijke klachten heeft die lijken te berusten op de operatie, dan kunt u met de gynaecoloog contact opnemen. Bij andere klachten kunt u het beste contact opnemen met uw huisarts. Deze kan beoordelen of uw klachten in verband staan met de operatie en indien nodig overleggen met uw gynaecoloog.
U krijgt een afspraak mee voor ongeveer vijf weken na de operatie. In de tussenliggende periode kunt u telefonisch contact opnemen met de afdeling gynaecologie.
Veelgestelde vragen
- Moet ik na de operatie nog uitstrijkjes laten maken? Als de baarmoederhals verwijderd is, hoeft u geen uitstrijkjes meer te laten maken, tenzij uw gynaecoloog u dat adviseert. Als de baarmoederhals is blijven zitten, blijft u deelnemen aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker.
- Waar blijven de eitjes? Net als voor de operatie komen de eicellen na de eisprong in de buikholte terecht, waar ze vanzelf oplossen.
- Waar blijft het zaad? Het zaad komt via de schede weer naar buiten, net als voor de operatie.
- Wordt de schede minder diep? De schede blijft in principe dezelfde lengte houden als voor de operatie.
- Hoe zit de schede vast na de operatie? De schede hangt niet los na de operatie. De zijkanten van de schede zitten vast aan de bekkenwand. Bovendien worden de ophangbanden van de baarmoeder ter versteviging aan de top van de schede vastgemaakt.
- Kan de wond openspringen als ik te snel weer veel ga doen? De wond is gesloten met stevige hechtingen die in de loop van de tijd oplossen. Tegen die tijd zijn de weefsels weer volledig vastgegroeid. Door onverwachte bewegingen of door veel inspanning kan de wond niet ineens openbarsten. Wel kan door een vroegtijdige grote belasting een littekenbreuk ontstaan.
- Wat gebeurt er met de lege ruimte in mijn buik? De ruimte die ontstaat door het verwijderen van de baarmoeder, wordt direct opgevuld door de darmen. U loopt dus niet met een ‘gat’ in uw buik.
Vragen over uw operatie
Heeft u vragen over de planning van uw operatie? Neem dan contact op met de OK planners via 0187 - 607 627 op werkdagen van 7.30 tot 16.30 uur. Uw afspraak
Een eerste afspraak maken
Voor een eerste afspraak heeft u een verwijzing van de huisarts of andere medisch specialist nodig. Voor bloedprikken hoeft u geen afspraak te maken. Veel afspraken zijn ook online te maken via het
PatiëntenPortaal.
Een vervolgafspraak maken of een afspraak wijzigen
U kunt ook uw vervolgafspraak gemakkelijk zelf plannen of een afspraak wijzigen via uw persoonlijk PatiëntenPortaal;
mijn.vanweelbethesda.nl. Lukt het niet om uw afspraak digitaal te plannen en wilt u liever één van onze medewerkers spreken? Neem dan telefonisch contact op met het betreffende specialisme via het Afsprakenbureau op 0187 60 23 55. De poliklinieken zijn op werkdagen van 8.30-12.30 en 13.30-16.30 uur bereikbaar.
Meer informatie
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Kijk dan in uw persoonlijk PatiëntenPortaal, op onze website of vraag het aan uw zorgverlener via de
BeterDichtbij app of telefonisch.
PatiëntenPortaal
Op ons PatiëntenPortaal
mijn.vanweelbethesda.nl kunt u terecht voor veilige toegang tot uw medisch dossier, persoonlijke gegevens, het maken en inzien van afspraken en voorlichting over uw aandoening en/of behandeling. Het portaal is toegankelijk met behulp van uw DigiD.
BeterDichtbij app
Met de gratis
BeterDichtbij app heeft u eenvoudig en veilig contact met uw eigen arts of andere zorgverlener. Wanneer uw e-mailadres en uw mobiele telefoonnummer correct geregistreerd zijn in ons systeem, ontvangt u na het maken van uw eerste afspraak een uitnodiging voor deze app.
Hulp nodig bij het PatiëntenPortaal of BeterDichtbij?
Neem contact op met de Digihulp van CuraMare via
digihulp@curamare.nl of 0187 89 10 10 (tijdens kantooruren).
Vergoeding van uw zorgkosten
Niet alle zorg in het ziekenhuis wordt vergoed door uw zorgverzekeraar. U betaalt ook altijd de hoogte van uw eigen risico. Vraag vooraf bij uw zorgverzekeraar of uw behandeling in ons ziekenhuis vergoed wordt.